Inhoudsopgave

Echtelijke woning

Bij elke scheiding zal een regeling voor de echtelijke woning moeten worden gemaakt. Wie blijft er voorlopig wonen? Moet de woning worden verkocht? En: wie betaalt de woonlasten? Hieronder vind je enkele basisregels en interessante artikelen.

Een koopwoning is één van de belangrijkste bezittingen die bij een echtscheiding verdeeld moeten worden. Daarbij spelen niet alleen juridische regels een rol, maar moet ook rekening gehouden worden met fiscale spelregels.

Woning valt in gemeenschappelijk vermogen

Als je in gemeenschap van goederen bent getrouwd, dan is de woning het gezamenlijke eigendom van jou en je partner. In vaktaal: de woning valt in de huwelijksgemeenschap.

Bij de scheiding moet dit gezamenlijke eigendom ook weer gelijkelijk verdeeld worden. Daarbij zijn grofweg drie scenario’s denkbaar:

  1. De woning wordt zo snel mogelijk verkocht. Geen van beide partners blijft definitief in de woning wonen.
  2. Eén van beide partners neemt de woning over van de ander.
  3. De woning wordt nog een bepaalde tijd samen aangehouden.

De keuze voor een van deze scenario’s hangt natuurlijk af van de wensen van jullie beiden, maar het zal ook afhangen van de financiële mogelijkheden. Het is belangrijk dat je jezelf zich hierover goed laat informeren.

Overwaarde

Nu de woning in vrijwel alle gevallen het gezamenlijke eigendom is van jou en je partner zal een eventuele overwaarde ook 50/50 verdeeld moeten worden. Een eventuele restschuld zal ook gelijkelijk verdeeld moeten worden. De hoogte van de overwaarde en de (on)mogelijkheid om dit te kunnen financieren speelt een belangrijke rol bij de vraag of u of uw partner in de woning kunt blijven wonen.

Een voorbeeld

Jeroen en Maaike zijn getrouwd en hebben twee kinderen. Zij besluiten te gaan scheiden. Maaike heeft aangegeven er de voorkeur aan te geven om de huidige woning met de twee kinderen te blijven bewonen. Maaike zal Jeroen moeten uitkopen.

De woning is in 1990 gekocht voor een bedrag van 200.000 euro. De huidige vrije verkoopwaarde is 400.000 euro. Op de woning rust een hypotheek van 180.000 euro. De woonlasten (hypotheekrente) bedragen ongeveer 900 euro bruto per maand. De woning heeft dus een overwaarde van 220.000 euro.

Naast de woning zijn er verder geen bijzondere spaargelden of bezittingen. Jeroen heeft recht op de helft van de overwaarde, in dit geval 110.000 euro. Als Maaike in de woning wil blijven wonen, dan zal zij Jeroen in principe moeten uitkopen voor dit bedrag. Zij zou daarvoor de hypotheek op de woning kunnen verhogen van 180.000 euro naar 290.000 euro.

De woonlasten van Maaike stijgen dan echter tot een bedrag van 1.450 euro bruto per maand. Dit kan Maaike op basis van haar inkomen en de alimentatie die Jeroen moet betalen niet opbrengen. Jeroen kan besluiten om zijn deel van de overwaarde voorlopig in de woning te laten zodat Maaike geen hogere hypotheek hoeft af te sluiten. Als Jeroen dit niet wil of zijn aandeel in de overwaarde zelf nodig heeft, dan zal de woning moeten worden verkocht.

Hypotheekschuld

Een ander belangrijk aandachtspunt bij het maken van afspraken rondom de woning is de hypotheekschuld. Waarschijnlijk ben je de hypotheekschuld samen aangegaan en ben je ten opzichte van de hypotheekverstrekker (lees: de bank) allebei volledig verantwoordelijk voor het voldoen van de gehele schuld.

Als jij of je partner in de huidige woning wil blijven wonen, is het gebruikelijk dat de hypotheeklening op één naam wordt gezet. De hypotheekverstrekker zal dan controleren of degene die in de woning blijft voldoende inkomen heeft om deze lening alleen voort te zetten. Voor degene die de woning verlaat is het belangrijk dat hij of zij niet langer hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypotheekschuld. Zonder medewerking van de hypotheekverstrekker blijven jij en je partner dus volledig verantwoordelijk voor het voldoen van de gehele restschuld.

Gratis adviesgesprek?
Ma t/m vr - 09:00 tot 19:00